de ecologische pens
Het was 1996, ik was 26 jaar en werkte in een ecologische winkel. Dat kan ik iedere vrouw die om aandacht van de andere sekse verlegen zit aanraden. Voedsel verkopen doet namelijk iets met mannen. Ze staan voor je in de rij, letterlijk en figuurlijk. Ik heb zelden zóveel mannelijke aandacht gehad als toen. Ik was single en genoot van al die aandacht maar ging er zelden op in. Zelden, want toen die ene leuke vent –stevig gebouwd, groot, intelligente doch vrolijke uitstraling– vroeg of ik een keer wat met hem wilde gaan drinken zei ik gewoon ‘ja’. Want dit was echt een leukerd, vond ik.
Bloednerveus maar vooral opgewonden toog ik naar het kleine bruine kroegje waar we afgesproken hadden. Ik had al ruim twee jaar geen sex gehad. Vooral mijn vriendinnen vonden dat een probleem. Zelf was ik vooral bang dat ik op een gegeven moment dicht zou groeien. En dat is niet handig wanneer je zo’n grote kinderwens hebt als ik in die tijd. Dus ik sprak mezelf bemoedigend toe dat het met deze man best wel eens leuk zou kunnen zijn.
In het kroegje spatten de vonken tussen ons er in eerste instantie helemaal niet vanaf. Hij had opeens een keurige blouse aan (met van die verticale blauwe Jan Lenferink strepen) en praatte over huizen en auto’s… pffff. Ik bestelde een halve liter Paulaner en na de derde halve liter kon ik ergens de sexieheid van deze man wel zien.
Op naar zijn huis… Spannend!
Hij zette een Fellini film aan waar ik geen reet van begreep. Hij was traag, duister en deprimerend. ‘Geweldig, onbeschrijflijk prachtig’, zo voorzag hij de film van commentaar. Ik voelde dat de film óf mijn intelligentiequotiënt ver te boven ging of gewoon van die artistiekerige bullshit was waar ik absoluut niet van hou (ik vrees het eerste, want Fellini: das toch wel een naam). Bij de film schonk hij een stevige Merlot en dat werkte gelukkig goed. Ik had me voorgenomen weer eens sex te hebben en dat ging ik uitvoeren ook. Morgen zouden we wel weer zien.
Enfin, twee uur later vroeg hij of ik bleef slapen en gingen de kleren uit. Bummer: hij had een behoorlijke pens. ‘Niet zo flauw doen’, dacht ik, ‘Ik ben zelf ook de slankste niet’. Ik kon zijn piemel niet zien maar ontdekte al snel dat ie gewoon niet zo groot was en daar ergens onderaan die buik verborgen zat. ‘Klein is toch niet erg?’ sprak ik mezelf opnieuw toe. Size doesn’t matter, weet je wel. Maar heel opgewonden werd ik er niet van. Ik hield al die lelijke gedachten binnen en we begonnen wat te aaien en te doen. Ik begon het net fijn te vinden toen hij opeens zei: ‘Jij hebt best ruwe handen’. Ruwe handen? Ja, dat zou kunnen, had vandaag nog handmatig een vat biologisch-dynamische zuurkool in twintig porties verdeeld en was met olieverf en terpentine in de weer geweest. Toch voelde ik me een tikkeltje beledigd en bovenal: ik werd uit die fysieke trance gehaald. Hij analyseerde verder: ‘Je hebt een lekker formaat borstjes’. Oké, en dit was dan een compliment of? Zo klonk het niet. ‘Je voeten zijn ook ruw’.
….Ja, kom op zeg! Had ik iets over zijn pens gezegd? En over wat daaronder hing? Ik kon nu niet meer achterblijven maar echt gemeen wilde ik ook niet worden. Dus werd het: ‘Jij bent best zacht, bijna vrouwelijk eigenlijk’. Daar schrok ie wel even van, geloof ik. Ik vervolgde: ‘Maar dat komt natuurlijk omdat je een beetje dik bent’. Ha! Punt voor mij. Hij stopte met aaien en voelen en het analyseren van mijn fysieke plus- en minpunten. Er volgde een héél saai praat-intermezzo over hoe slank en gespierd hij altijd was geweest totdat ie in de makelaardij ging werken. Man, wat een oninteressante blufkont!
Even daarna kwamen we toch tot een coïtus, geloof ik. Erg romantisch of heel fijn was het niet. Maar goed; mijn doel was wel bereikt. Alles was weer een keer lekker doorgesmeerd. Ik werkte nog. Dit lijf kon ooit een kind baren, ik was gerustgesteld. Nu nog even lekker slapen en dan kon ik deze meneer gedag zeggen. De Merlot en de Paulaners deden hun werk, ik viel bijna in een diepe alcoholische slaap. Maar al die alcohol was niet opgewassen tegen dé Bummer van de nacht: meneer vetbuik liet, vlak voordat ik in een heerlijk diepe droom (over aardige mannen, liefdevolle mensen en een goede wereld) verdween, een enorme scheet.
‘Gadverdamme!’, zei ik.
‘Het was maar een scheet hoor’, zei meneer vetbuik.
Ik heb me aangekleed, iets gestommeld van: ‘Nee, je hoeft me niet thuis te brengen, ik woon heel dichtbij, ik slaap liever in mijn eigen bed’
Hij kwam daarna nog regelmatig in die ecologische winkel. Dan glimlachte ik en rekende koeltjes zijn boodschappen (falafel en zuurdesembrood) af. Járen later kwam ik hem nog een keer tegen in Doornroosje. Hij zei: ‘ik was zwaar verliefd op jou in die tijd’.
Ik heb geantwoord dat ik daar NIETS van gemerkt heb.